Ik neem afscheid. Afscheid van jou in het licht van de volle maan. Je bent er altijd voor me geweest. Je sprak tegen me en zorgde ervoor dat ik wist wat ik wilde. Dacht dat ik wist wat ik wilde. Toen, toen wel. Nu is er iets anders. Ik ben anders. Dus is er afscheid.
Jij, jij bent niet echt iemand. Niet iemand met een naam. Je bent een wezen wat in de loop der jaren in mij is ontstaan. De mens die dingen moest zijn, kunnen, toevoegen, aanvullen, opvullen. Leegtes, onzekerheid, onwetendheid. Mijn prins. Mijn redding. Afscheid.
Dit afscheid komt omdat ik het zelf wil gaan doen. Leren. Om dat alles wat ik in jouw handen had gelegd, zelf te gaan kunnen. Lief zijn voor mij, mij mooi vinden, goed voor mij zorgen.
Dus neem ik afscheid van mijn prins, van mijn redding. Ik kijk in de spiegel en zie dat mijn redding er altijd al was. Al die tijd keek ze me aan. Ik kon haar nog niet zien.
Liefde is er. Altijd. De rol die ze tot nu toe heeft gehad zal anders worden. Liefde wordt niet langer iets van buiten mij. Geen streven, geen doel. Niet iets om te zoeken of te vinden. Het is er en het mag geleefd worden. Elke dag. In mij.
Ik kijk op naar het licht van de volle maan en neem afscheid van mijn prins... Ik kijk naar het witte canvas van mogelijkheden wat mijn leven is. Liefde delen.... Ooit..... Samen dansen in onmetelijkheid van het universum..... Ja. Dat wel.
Redden doe ik zelf!