Hades mijn lief,
neem me mee in je duister. Laat mijn licht het donker breken tot het schemert in de diepte van je ziel. Ik kom je vergezellen, in de ondersten van alle werelden. Ik heb je lief zoals alleen ik dat kan.
In je zwart, kan mijn wit rusten. Je schoot sterk en veilig. Bescherm me voor de kou, verwarm me met je vuur. Het vuur van jouw hart, maakt dat ik wederkeer. Elk jaar weer.
Wanneer de aarde haar leven loslaat. En de dood zich opmaakt. Keer ik terug naar jouw bron. Om te kiemen wat mag worden. Om te laten rijpen wat later mag zijn. Nooit vanzelfsprekend, toch altijd daar. Wachtend, smachtend.
In de stilte van de winter leven we samen in de lange nachten. Ogenschijnlijk verloren, samen altijd verbonden.
En wanneer de lente komt en jij me weer hebt opgeladen. Mag ik mijn wedergeboorte vieren in het warme zonlicht. Nooit zal je daar naast me staan, maar je bent altijd in mijn hart.
Mijn lieve Hades, lieve mooie prins van de duisternis. Ik heb je lief. Ik als wezen van licht kan niet gezien worden zonder jou! Jij laat mij schitteren.
Voor altijd en eeuwig de jouwe,
Persephone